Acts 14

1En het geschiedde te Ikonium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde.
 zij Namelijk Paulus en Barnabas.
,
 te zamen gingen Of, tegelijk; of op gelijke wijze; gelijk tevoren; Act 13:14 .
,
 Grieken, geloofde Namelijk die God vreesden en de synagogen der Joden hanteerden; gelijk Act 13:42-43 te zien is.
2Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.
 ongehoorzaam waren, Of, ongelovig.
,
 verbitterden de Of, maakten kwaadwillig, of kwalijk gezind de harten en gemoederen.
3 Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende in den Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord Zijner genade, en gaf, dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen.
 een langen tijd, Namelijk om de gemoederen der gelovige broeders tegen deze verbitterde Joden en heidenen te beter te sterken, en nog anderen voor Christus te winnen.
,
 vrijmoediglijk Dat is, vrijmoedig sprekende in de zaak des Heeren, of door de hulp des Heeren.
,
 aan het Woord Zijner Dat is, het Evangelie, in hetwelk de genade Gods wordt verkondigd en aangeboden.
,
 door hun handen Dat is, door het middel en den dienst van hen.
4En de menigte der stad werd verdeeld, en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de apostelen.
 de apostelen Namelijk Paulus en Barnabas, vs.14, die ook van Christus tot apostelen geroepen waren, gelijk de andere twaalf. Zie 1Co 9:5-6 .
5En als er een oploop geschiedde, beiden van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen, en hen te stenigen, 6Zijn zij, alles overlegd hebbende, gevlucht naar de steden van Lykaonië, namelijk Lystre en Derbe, en het omliggende land;
 alles overlegd Of, zulks ziende, gewaar wordende.
,
 naar de steden van Dat is, naar de andere steden van Lycaonië, dieper in het land. Want ook Iconium was ene stad in Lycaonië.
,
  Lykaónië, Dit landschap was een deel van Klein-Azië, bij den berg Taurus gelegen, omtrent Frygië.
7En verkondigden aldaar het Evangelie. 8En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld. 9Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende, en ziende, dat hij geloof had om gezond te worden,
 ziende, dat hij Namelijk Paulus, dat hij, namelijk de kreupele.
,
 geloof had om Hetwelk hij schijnt ontvangen te hebben uit de predikatie van Paulus, en de wonderbaarlijke genezingen van anderen. Paulus heeft in hem gezien, òf door goddelijke ingeving, òf door enige tekenen, die hij daarvan in hem bespeurde.
,
 gezond te worden, Of, behouden, verlost.
10Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en wandelde. 11En de scharen, ziende, hetgeen Paulus gedaan had, verhieven hun stemmen, en zeiden in het Lycaonisch: De goden zijn den mensen gelijk geworden, en tot ons nedergekomen.
 den mensen gelijk Of, in gelijkenis van mensen; gelijk daarvan in de heidense geschiedenissen of fabelen, voorbeelden verhaald worden; welke mening gesproten schijnt te zijn uit sommige verschijningen der engelen aan de voorvaders geschied, die de heidenen in fabelen hebben veranderd.
12En zij noemden Barnabas Jupiter, en Paulus Mercurius, omdat hij het woord voerde.
  Júpiter, Dezen hielden de heidenen voor hun oppersten god, en voor het hoofd van al hunne goden; gelijk Mercurius voor den bode en taalman hunner goden.
13En de priester van Jupiter, die voor hun stad was, als hij ossen en kransen aan de voorpoorten gebracht had wilde hij offeren met de scharen.
 die voor hun Dat is, wiens tempel, beeld, of altaar, buiten hunne stad of in de voorstad stond.
,
 kransen Namelijk met welke de heidenen de beesten versierden, die zij hunnen afgoden offerden.
,
 voorpoorten Of, portaal; namelijk van het huis waar Paulus en Barnabas in waren gelogeerd, om die aldaar te offeren.
14Maar de apostelen, Barnabas en Paulus, dat horende, scheurden hun klederen, en sprongen onder de schare, roepende,
 scheurden hun Namelijk tot een teken van groot mishagen en afkeer, die zij hadden van zulke afgoderij. Zie Mat 26:65 .
,
 de schare, roepende, Namelijk die met den priester van Jupiter aldaar voor de deuren gekomen was.
15En zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden, dat gij u zoudt van deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God, Die gemaakt heeft den hemel, en de aarde, en de zee, en al hetgeen in dezelve is;
 ijdele dingen Dat is, afgoden, die niets zijn in zichzelven, 1Co 8:4 , en geen goden, hoewel zij hen daarvoor hielden.
16Welke in de verledene tijden al de heidenen heeft laten wandelen in hun wegen;
 in hun wegen; Dat is, in de wijze van doen, die zij zichzelven buiten en tegen het Woord Gods hebben verzonnen.
17Hoewel Hij nochtans Zichzelven niet onbetuigd gelaten heeft, goed doende van den hemel, ons regen en vruchtbare tijden gevende, vervullende onze harten met spijs en vrolijkheid.
 niet onbetuigd Namelijk ook zelfs bij de heidenen, wien Hij zijn woord niet heeft gegeven; Psa 147:19-20 .
18En dit zeggende, wederhielden zij nauwelijks de scharen, dat zij hun niet offerden.
 wederhielden Of, stilden.
19Maar daarover kwamen Joden van Antiochië en Ikonium, en overreedden de scharen, en stenigden Paulus, en sleepten hem buiten de stad, menende, dat hij dood was.
  Antiochië Namelijk in Pisidië gelegen, waarvan gesproken is Act 13:14 .
20Doch als hem de discipelen omringd hadden, stond hij op, en kwam in de stad; en des anderen daags ging hij met Barnabas uit naar Derbe.
 omringd hadden, Namelijk òf om hem te begraven, òf om hem te verlossen van het verder geweld der vervolgers.
21En als zij derzelve stad het Evangelie verkondigd en vele discipelen gemaakt hadden, keerden zij weder naar Lystre, en Ikonium, en Antiochië;
 vele discipelen Of, geleerd, of onderwezen hadden. Zie ook Mat 28:19 .
22Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende, dat zij zouden blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods.
 de zielen der Namelijk die zij in hun voorgaande reis, in het doortrekken door de steden, voor Christus gewonnen hadden.
23En als zij in elke Gemeente, met opsteken der handen , ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen zij hen den Heere, in Welken zij geloofd hadden.
 met opsteken Grieks Cheirotonesantes; van welk woord zie Act 10:41 . Gelijk bij de Grieken deze gewoonte was in het verkiezen der overheden, dat het volk door opsteking der handen hunne stemming te kennen gaf, zo schijnt dat daarvan deze gewoonte in de eerste gemeente ook gebruikt is geweest, dat de voorstelling der kerkedienaars, bij de apostelen, of die van hen daartoe gezonden waren, gedaan zijnde, van de gemeente met opsteking der handen werd goedgekeurd; welk gebruik lang in de gemeente geduurd heeft, gelijk de kerkelijke geschiedenissen getuigen. Anderen menen dat daardoor verstaan wordt de oplegging der handen, die met bewilliging der gemeente geschiedde, gelijk blijkt uit het vasten en bidden, hetwelk van de ganse gemeente gedaan werd en in deze verkiezing ook geschied is. Van de ouderlingen zie nader 1Ti 5:17 .
24En Pisidië doorgereisd hebbende, kwamen zij in Pamfylië.
  Pisidië Dit was een landschap, grenzende aan Cilicië.
,
  Pamfylië Dit was een landschap, grenzende aan Isaurië, dat ook grensde aan Lycaonië, vs.6.
25En als zij te Perge het Woord gesproken hadden, kwamen zij af naar Attalië.
 Perge het Woord Dit was de hoofdstad van Pamfylië; Act 13:13 .
,
  Attalië Dit was ene stad niet ver van Perge gelegen, aan de Middellandse zee.
26En van daar scheepten zij af naar Antiochië, van waar zij der genade Gods bevolen waren geweest tot het werk, dat zij volbracht hadden.
  Antiochië, Namelijk dat in Syrië gelegen was. Vanwaar zij uitgezonden waren en deze reis begonnen hadden; Act 13:4 .
,
 der genade Gods Namelijk door vasten, bidden en oplegging der handen; Act 13:2-3 .
27En daar gekomen zijnde, en de Gemeente vergaderd hebbende, verhaalden zij, wat grote dingen God met hen gedaan had, en dat Hij den heidenen de deur des geloofs geopend had.
 met hen gedaan Dat is, door hen, of door hun dienst. Zie Act 15:12 .
,
 de deur des Dat is, dat niet alleen het uiterlijk woord en de wondertekenen, maar dat ook de werking des Heiligen Geestes hun was medegedeeld, om tot het geloof in Christus gebracht te worden; 1Co 16:9 ; 2Co 2:12 ; Rev 3:8 .
28En zij verkeerden aldaar geen kleinen tijd met de discipelen.
Copyright information for DutSVVA